Ine ging, vooraf toen ze de reis aan het uitschrijven was, zelf op zoek naar plaatsen die een bezoek waard zijn op schiereiland Digranes. Zo vond ze het Fuglabjarganes natuurreservaat, maar zonder veel meer verdere informatie. Er werd wel gesproken over veel zeevogels en basaltrotsen in de zee... maar in realiteit kon je er geen wandeling gaan maken... er leken geen wandelpaden te zijn... ook vonden we zelfs geen 'deftige' parkeerplaats of informatiebord. Dit was dus een beetje een tegenvaller van onze dag.
Door van Digranes af te rijden, lieten we de Arctic Coast Way achter ons. We hadden de ongeveer 900 km langs de Arctische kustlijn van Noord-IJsland opzitten. Op websites is men het er niet helemaal over eens over hoeveel schiereilanden de route precies gaat. Zijn het er zes, zeven of acht? Het is te zien waar je precies begint en wat je meetelt als "schiereiland".
We reden terug naar Vopnafjörður om van daaruit de regio verder te gaan verkennen. Deze regio wordt overigens niet meer tot het noorden van IJsland gerekend. Ze hoort al bij het oosten, het Austurland, gerekend.
Toen we in Akureyri in het infokantoor vertelden over ons plan om deze regio te bezoeken, werd ons verteld dat er een hoge, maar prachtige pas overgereden moest worden. Er werd gezegd voorzichtig te zijn bij sneeuw en gladheid en eventueel zelfs terug te rijden. In het zwembadje waar we de dag voordien waren werd door locals herhaald dat de pas prachtig was, maar dat er sneeuw en ijs lag van de sneeuw van de afgelopen nachten. Maar, werd gezegd, op dit moment was de pas nog te rijden. We zouden de pas wel niet moeten doen bij zware bewolking werd gezegd: het zou dan enkel een moeilijke weg zijn die traag vooruit ging en waar helemaal, door die bewolking, niks te zien was.
Ine had de wegenconditie en de weersvoorspellingen gecheckt: de pas was open maar er werd aangegeven dat de conditie van de pas 'niet geweten was', er waren vást ijsvlekken en er zou sneeuw liggen maar het zou de hele dag zonnig en weinig bewolkt zijn. Ine besloot om de geplande route te rijden, maar niet in wijzerzin maar in tegenwijzerszin te doen. Het weer zou hetzelfde zijn, maar omdat we later op de dag over de hoge pas moesten, zou het er waarschijnlijk al iets beter zijn qua ijs en gladheid, dacht en hoopte ze.
We reden naar Bustarfell, zo'n 13 km van onze cottage. Dit museum is een van de oudste turfboerderijen die nog in IJsland staan. Het is nog in een heel goede staat en heeft erg veel bijgebouwtjes. Het museum is open van juni tot en met augustus. Het was dus gesloten toen wij er op 22 september op de stoep stonden, maar dat wisten we.
Via de 85 reden we verder naar de 1 / Ringweg. Daarop reden we oostwaarts tot in Egilsstaðir. Ondanks dat het de grootste stad van het oosten is, is er niks te zien. We vonden er ook niets om iets te eten. We deden er snel nog wat boodschappen en tankten. De benzine was er toch wat goedkoper dan in 'ons' dorp... gemiddeld kostte een liter benzine (super 95) een tweetal euro...
Op de terugweg vanuit Egilsstaðir, langs de Ringweg en aan de oever van de Jökulsá á Brú, met een klein watervalletje, lunchten we, in de zon op een picknickbank. Het modderig water in deze gletsjerrivier, die haar oorsprong heeft in de Vatnajökull, legt zo'n 150 km af alvorens in baai Héraðsflói te stromen.
Naar die baai reden wij ook, over wegnummer 917. In dit gedeelte van de baai stroomt ook rivier Lagarfljót en andere stromen en stroompjes de gletsjerrivier in. Aangezien er geen grote hoeveelheden smelt- en regenwater waren, was de baai helemaal niet volledig gevuld en was er veel van de rivierbedding te zien.
En dan was het tijd voor die prachtige bergpas! Vlak voor we de bergpas door de Smjörfjöll ("boterbergen" in het Nederlands, geen idee waarom die zo heten) reden we voorbij een bord met informatie erover. De Hellisheiði-pas is 14 km, gaat tot op 655 meter hoogte en heeft hoogteverschillen tot 15%... en volgens zowat alle websites die we hierover lazen, maakt dit de hoogste en steilste bergpas van IJsland... spannnnnend!
De bergpas, aan de oostkant, begon meteen steil en met flinke haarspeldbochten. Hetgeen Ine het meest opviel bij het oprijden ervan was de breedte (enfin, smalle) weg en het ontbreken van vangrails... toch bijzonder... net als langs andere wegen stonden er enkel reflectorpaaltjes. We stopten op een kleine parkeerplaats om een goed, en erg mooi, zicht te krijgen over baai Héraðsflói en de haarspeldbochten tegen de flanken van de steile berg.
De baai verdween uit het zich hoe meer we die boterbergen op draaiden. Bergop hadden we zo goed als geen sneeuw op de weg. Die was er wel van zodra we op een aantal haarspeldbochten bovenaan de pas reden. Het was er echt mooi, maar kaal en grauw. Het waaide er hard en er lag op de hellingen veel sneeuw. De thermometer van onze auto gaaf er 0°C aan.
Bij het naar beneden rijden, deed Ine dit héél voorzichtig: het was steil, smal, er lagen plekken sneeuw en het feit dat er geen vangrails waren, voelde niet echt veilig... op een moment als deze had Ine ook liever geen automatisch schakelende auto gehad: niet automatisch op de motor remmen, is toch ook weer niet alles op gladde, steile wegen naar beneden... Maar we vonden een speciale functie voor steil dalen! Dat ging heel traag, maar het was wél veilig!
En wát een mooi uitzicht, zeg! En de 'plukjes' sneeuw maakte het allemaal nog mooier om zien! Ja, dit was echt een mooie route! Er was wél bewolking op dat moment, maar gelukkig waren het 'hoge' wolken en hadden we een weids uitzicht...Ine is wel blij dat er op dat moment niemand anders reed!
Weg 917 liep verder tussen de hoge, groene bergen aan de ene kant en de kliffen van de kusten van de Vopnafjörður-fjord aan de andere. Langs die steile bergflanken vielen regelmatig watervallen naar beneden. Bij waterval Gljúfurárfoss, die van de kliffen afviel en verder door een kloof naar de oceaan kronkelde. Het was best een mooie waterval van 45 m hoog. Door de aanwezige zon waren de contrasten van de bruin/zwarte rotsen, het groene mos en het heldere water ook erg mooi. Onderaan, waar de rivier in zee stroomt, liggen ook nog verschillende rotsen in zee. De hele omgeving, mét de waterval, wordt Drangsnes genoemd (niet te verwarren met andere plaatsen op IJsland die zo heten). We besloten niet tot aan het strand af te dalen. Op een foto op het informatiebord aan de kleine parkeerplaats zagen we dat het 'niet zo heel bijzonder' was.
Uit nieuwsgierigheid reden we met een omweg langs de °919 terug naar de °920, waar ons huisje lag. Het was een mooie weg door de andere kant van het mooie dal waar we verbleven en het omweggetje zeker waard.
Van het moment dat we het erf opreden kwam de herdershond des huizes enthousiast aangerend. Zoals steeds met honden had hij vooral aandacht voor Johan... alhoewel hij, de dag voordien toen Johan met de eigenaar aan het praten was, vooral Ine inpalmde... maar op een eisende, niet zo heel aangename manier: als Ine stopte met aaien, "beet" hij. Enfin, hij had blijkbaar geleerd dat hij door zacht te bijten, zijn zin kreeg en weer geaaid werd... tja, en omdat je niet weet of zo'n onbekende hond op zijn eigen erf ook effectief gaat doorbijten, aai je dan al iets langer dan je eigenlijk wil...
Eens terug 'thuis' dronken we een koffietje op ons terras. Doordat we er uit de wind zaten en de zon best aangenaam warm was, was dit prima te doen in onze fleece... het was 7°, maar die IJslandse zon is toch echt bizar 'warm'! Na wat aandacht, zonder dat 'bijten' ditmaal, ging de hond verder op wacht zitten en dutten in de zon... en gingen wij verder met onze koffie... ja, fijn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten