Op maandag 23 juni '25, onze derde dag in Albanië, was het tijd om de hoofdstad te verlaten. Er stond heel wat op het programma, maar daar bleken we niet allemaal tijd voor te hebben... of, zoals het eerste, het termale badje van Bilaj, vonden we gewoonweg niet...
In Preza / Prezë bezochten we het kasteel / de burcht. Kasteel Preza werd in de jaren 550 gebouwd door de Byzantijnse keizer Justinianus de Grote. Hetgeen er nu nog van te zien is (en gerestaureerd is), is van in de 14e à 15e eeuw. Dit zijn nog wat stukken van de muren, twee van de torens, de klokkentoren en een moskee, die nog in gebruik is. Er is nu een groot open middenplein, maar dat zal vast bebouwd zijn geweest.Tussen 1443 en 1468 was het kasteel van Preza één van de belangrijkste bolwerken van het Albanese verzet tegen het Ottomaanse Rijk onder leiding van Skanderbeg. Het kasteel had vier torens, één in elke hoek. De klokkentoren werd rond 1800–50 gebouwd. Het staat bekend om zijn prachtige locatie, met uitzicht op de vlakte van Tirana.
We kronkelden de weg naar het kasteel weer naar beneden en reden verder naar Rrësheni. Veel was hier niet te zien, maar het was een ideale stopplaats om iets te eten. We fotografeerden er wel nog de Kathedraal van Jezus Redder van de Wereld, een rooms-katholieke kerk. Het fungeert als religieus hoofdcentrum voor meer dan 55.000 katholieken in de regio, wat daar 22.9 procent van de bevolking vertegenwoordigt. We dachten eerst geen geluk te hebben in het vinden van een plekje om iets kleins te eten... maar toen gingen we een bakkerszaakje binnen. Daar waren ze overvriendelijk en overdankbaar dat we er twee stukken gebak en koffie kochten. We kregen er korting en ieders een bakje vers vanille-ijs... hier zeiden we geen 'neen' tegen! De fooi die we nog wilden geven, wilde de bakker persé niet...
Voor ons volgende bezoek moesten we de laatste 17 km over een erg slechte, kapotte, onverharde weg: de reden waarom we onze SUV huurden! Onderweg kwamen we ook voorbij een waterval, vlak langs de weg. We namen die weg omdat we het oude Spaç-werkkamp / gevangenis (Albanees: Burgu i Spaçit) bezochten.
Van 1968 tot 1991 werden in Spaç dwangarbieders ingezet in de kopermijn, die er sinds 1960 ligt. Gemiddeld zouden er steeds een 800-tal dwangarbeiders/gevangenen verbleven hebben.
Alhoewel erg onderkomen, staan de voormalige gebouwen van de gevangenis er nog. Er zijn renovatiewerken gaande om er een museum van te maken, maar er is nog heel veel werk. Aan de hand van bordjes in het Albanees en Engels konden we wel zien waar de gebouwen voor dienden.
De accommodatie in de gevangeniscellen was primitief, met 54 gevangenen die één cel deelden en sliepen in houten stapelbedden van drie niveaus, ‘bekleed’ met hooi. Het eten was karig en van slechte kwaliteit. De afgelegen ligging en het barre klimaat (hete zomers en ijzige winters) zorgden ervoor dat er geen omheiningsmuur nodig werd geacht. In plaats daarvan waren er alleen maar hekken en een paar wachttorens.
Een onbekend aantal dwangarbeiders stierf. Zij stierven van uitputting en ondervoeding of doordat tunnels in de mijn instortten, maar er werden ook gevangenen gedood. Het gebruik van de isoleercel werd al bij een klein foutje ingezet, vaak dagenlang.
Spaçi was niet het enige dwangkamp in Albanië. Het was wel het enige met enkel politieke en 'andersdenkende' gevangenen. Er werkten ook niet-gevangenen in de mijnen. Zij waren degenen die met de explosieven in de mijn aan het werk gingen. Zij hadden een afzonderlijk gebouw waar ze verbleven.
Er wordt nog steeds koper gewonnen in de kopermijn van Spaçi. Sinds 2000 is de Turkse firma Tete Mining Engineering eigenaar.
De plaats gaf ons een erg triest gevoel, maar zoals steeds vinden we dergelijke locaties erg interessant... maar hóe bizar is het dat deze plek tot 1991 in gebruik was!?
Na het bezoek aan Spaç reden we naar het stadje Rubik, een klein uurtje verderop. Hiermee kwamen we in een van de minst toeristische regio's van Albanië terecht. We stopten eerst aan een terrasje om iets te drinken. We hadden genoeg water bij, maar eens iets anders drinken en een terrasje doen is ook altijd eens fijn!
Vlak buiten het centrum van Rubik, bovenop een heuvel en van ver zichtbaar, staat de witte, romaanse 'Kerk van Hemelvaart' (Kisha e Shelbuemit). De parochie werd gesticht in 1166 door benedictijnen. In de 13e eeuw werd het overgedragen aan de franciscanen.
De Hemelvaartskerk van Rubik dateert uit de 13de eeuw. Het franciscanerklooster is er veel later, in de 19de eeuw, bijgebouwd. De originele kerk was bekend om zijn schitterende fresco’s maar die zijn samen met relikwieën, bibliotheek en archief van het klooster vernield in 1967, toen geloofsbelijden volledig verboden werd. De kerk was gesloten, dus maakten we enkel van buitenaf foto's, ook van de groene, bergachtige omgeving met de rivier Fan.
Overnachten deden we die nacht in Bujtina Dini, een eenvoudig guesthouse buiten het centrum in de groene heuvels en tussen de druiven... met een eigenares die zo goed als geen Engels sprak en vanwaar je niet wist of ze je begrepen had.
Van de menukaart waren er verschillende gerechten niet, maar toch maakten we nog een geslaagde keuze aan gerechten: fli, een soort van pannenkoek-laagjes gerecht, gegrilde groenten, gehaktballetjes (köfte) en gevulde aardappelen met vlees en kaas...
en dat alles, mét kamer en ontbijt, voor 6.500 LEK (= € 66,40)...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten