Op deze 11e reisdag hadden we enkele regenbuien terwijl we in de auto zaten. Als we uit de auto waren, was het meestal droog of miezerde het een beetje... niet verkeerd dus. Het werd maar zo'n 11 graden.
Als inspiratie voor onze route van deze dag gebruikte Johan een boekje dat hij in ons appartementje vond. We reden een uurtje naar het noordoosten van Letterkenny, waar we overnacht hadden, naar het schiereiland Inishowen. Op een groen kasteel na (een ruïne overgroeid met klimop) was er niet veel te zien in het centrum van Greencastle, waar we even stopten. Maar toen we het centrum uitreden en tegen een heuvelflank reden, konden we Lough Foyle goed zien liggen. Doordat de zeearm hier het smalst is, was hier ook goed de overkant te zien. Enkele dagen eerder waren we aan die kant geweest. Toen bezochten we Magilligan Point, dat in Noord-Ierland ligt.
We stopten ook bij een bronnetje dat vernoemd is, zoals vele in Ierland, naar de heilige Brigida (Bridget/Brigid). Deze non (453-523) is een van de beschermheiligen van Ierland. Haar beetje aparte en primitieve kruis in samengebonden gras (info) zagen we op vele plaatsen hangen en werd verkocht in alle museumshops en toeristische rommelwinkeltjes.
Een kwartiertje rijden naar het binnenland van Inishowen kwamen we aan bij de steencirkel Bocal Stone Circle. We vinden steencirkels altijd wel leuk. Ze zijn meestal ook wel fotogeniek in het landschap... maar deze waren niet zo toegankelijk : ze stonden in een koeienwei waarvan de enige ingang behoorlijk slijkerig en schijterig was.
De Bocal-steencirkel dateert uit de periode 1500-2500 voor Christus. Ze is mogelijk gebruikt voor het aanbidden van de zon of mogelijk als inauguratieplaats. Er waren mogelijk dertig of meer stenen in deze cirkel. Sommige waren twee meter hoog. Doorheen de tijd zijn er sommige verdwenen. In 1816 werd gemeld dat er in de cirkel graven met aarden urnen waren blootgelegd.
Keltische kruizen vinden we ook steeds mooi en interessant. We reden daarom naar de "
Carrowmore High Crosses". Deze staan op 5 minuten rijden van de Bocal steencirkel... en staan ook in weien, maar wel zonder koeien... maar hier zochten we niet naar een ingang van de wei om er dichterbij te gaan. De kruizen stonden op mooie locaties. Ze staan immers niet meteen naast elkaar, maar in twee verschillende weien met een smal weggetje er tussendoor. Dat weggetje was er nog niet toen de kruizen, in de zevende eeuw, geplaatst werden.
De twee Carrowmore High Crosses ogen primitief. Het Carrowmore West Cross heeft korte armen en geen graveringen. Het dateert mogelijk uit de 7e eeuw. Het oostelijke kruis is groter en heeft gravures van een naar voren gerichte Christusfiguur. De armen van Christus zijn ook verborgen door een lang gewaad en aan weerszijden geflankeerd door een engel die iets in de oren van Christus lijkt te fluisteren. Ierse stenen kruisen ontwikkelden zich in de loop van de tijd van granieten pilaren tot gebeeldhouwde platen die uiteindelijk de zeer sierlijke kruisen werden die over de hele wereld beroemd zijn geworden. Deze kruizen stonden aan het oude klooster in Carrowmore. Dit klooster werd in de 6e eeuw gesticht door een zuster van St. Patrick. Er is, buiten die twee kruizen, helemaal niks meer van te zien. Weer zo'n half uur rijden verder naar het noorden bracht ons bij "
Malin Head", de meest noordelijke punt van het
eiland en
land Ierland. We parkeerden er en gingen er wandelen. We kozen er voor om eerst naar het
Hell's Hole (hellegat) te gaan om nadien nog wat hogerop van de landtong te gaan rondneuzen.
Vooral tijdens het wandelen naar dat hellegat was het behoorlijk winderig. De oceaan beukte er serieus tegen de kliffen aan. Zo is ook dat hellegat, waar de zee in rondkomt, ontstaan. Omdat we niet geheel zeker waren of hetgeen we zagen ook echt het hellegat was, wandelden we wat verder. Ook daar kwamen we uit bij een wild kolkende oceaan tussen de kliffen... maar dat was niet hét Hell's Hole... maar naar onze mening heviger, mooier en interessanter.
Vervolgens koos Johan de steile wandelweg en Ine de geleidelijkere wandelweg naar het hoogte punt van Malin Head. Hier zag je de kliffen niet meer en was het allemaal toch wat minder mooi en 'dramatisch'. Wat we er wel zagen staan was een weerstation (voorheen een zendstation) en een oude militaire uitkijktoren.
In 1805 werd tijdens de Napoleontische oorlogen op Banba’s Crown een militaire uitkijktoren gebouwd. In 1902 werd een zendstation naast de toren gebouwd.
Van daarboven zagen we, iets oostelijker en lagergelegen,
het woord 'Éire' in grote witte letters, gevormd door witte stenen naast elkaar te plaatsen, met het cijfer 80 er bij... bijzonder... dat vonden we wel interessant: Dit was tijdens WOII bedoeld als boodschap voor overvliegende vliegtuigen dat ze Ierland passeerden en dat Ierland tijdens de oorlog neutraal was. "Éire" betekent Ierland in het Iers. Het cijfer gaf het aantal kilometers van de Ierse kustlijn aan waarover gevlogen werd. Ondertussen blijven deze boodschappen op verschillende plekken langs de Ierse kust goed onderhouden.
Vanaf dat punt kwamen we nog dagenlang tijdens onze reis door Ierland de bewegwijzering van de Wild Atlantic Way-autoroute tegen. Zonder de autoroute echt te willen volgen, legden we toch vele kilometers ervan af.
Terug naar het binnenland van het schiereiland Inishowen reden we langs het erg mooie
St. Patricks High Cross in
Carondonoagh. Aan alle mogelijke zijden zijn hierin gravures te zien. Spijtig dat errond niet meer ruimte vrij gehouden werd.
Dit St. Patricks High Cross bestaat uit een kruis en twee flankerende stenen. Men denkt dat het uit de 7e eeuw is, aangezien het vlechtpatroon vergelijkbaar is met de verwevenheid in het Boek van Durrow uit circa 650. Men denkt dat dit vroegchristelijke kruis een van de eerste is van deze (typische) vorm. De oostzijde kruis toont banden van breed doorweven lint (symbolisch voor de levensboom), drie vogels onder elke arm van het kruis en acht vereenvoudigde figuren in laag reliëf. Hoewel het centrale beeld een kruisigingsscène zou kunnen weergeven (met uitgestrekte armen), beeldt het Christus niet af als lijdende figuur. Typisch voor Ierse kruisen is het dat zij Christus rechtopstaand tonen en niet hangend. Misschien willen we Christus op deze manier afbeelden om zijn zelfopoffering te tonen, of als een overwinnaar van de dood, die is opgestaan.
De twee figuren die het lichaam flankeren kunnen Maria en Jozef zijn, de twee dieven waarmee Jezus gekruisigd werd of mogelijk zijn het de soldaten van bij de kruisiging? Boven hun hoofden zijn nog (kleine) figuren uitgekapt. Men denkt dat de zij engelen zijn. Onder de twee figuren staan drie figuren met kappen en lange gewaden. Die vertegenwoordigen mogelijk de heilige vrouwen die het graf van Christus na de opstanding bezochten.
De westkant van het rode zandstenen kruis is volledig bedekt met allerlei lijnen en vertoont geen uitgesneden figuren. De twee stenen die het kruis flankeren hebben aan de andere kant ook figuren uitgekapt, namelijk een figuur met een bel in de ene hand en een tas of boek in de andere. Men vermoedt dat dit een pelgrim voorstelt. Op de zuidkant staat een driebladige knoop en een middeleeuws wezen met grote oren of hoorns die een hamer dragen. Aan de noordkant staat een kop in profiel en een vis, die mogelijk Jona en de walvis voorstelt. De vierde kant van de steen heeft alleen een uitgesneden gezicht.
Op de tweede pilaarsteen wordt koning David aan de oostkant afgebeeld als harpist en aan de westkant als krijger, hoewel sommigen beweren dat de krijger Goliath zou kunnen vertegenwoordigen. Aan de noordkant van deze pilaar bevinden zich een grote vis en een kleine vogel, en aan de zuidkant zijn spiralen afgebeeld.
We reden terug wat meer naar het noorden, opnieuw naar de kust maar aan de andere kant van de Trawbreaga Baai. Daar bezochten we "
Doagh Famine village".
Aan de parkeerplaats staat het kunstwerk "Hand of Doagh" dat best mooi is: het zijn de vijf vingers van een hand die uit de grond komen.
Aldus de kunstenaar symboliseert het werk ‘alles wat goed is’ aan de menselijke hand en het belang ervan om anderen te begroeten en te verwelkomen... het staat aan het begin van het pad naar het strand... en dat strand heeft zicht op het "Five fingers strand"... dat zo genoemd wordt omdat er vijf smalle rotsen in de branding staan.
Doagh Famine Village is een erg toeristische plek. Het vertelt het verhaal van het leven van een familie en gemeenschap op een afgelegen locatie tijdens de
Ierse hongersnood, maar ook over de meer recentere geschiedenis van de regio... dat van die recentere geschiedenis hadden we, met als naam "Doagh Hongersnooddorp", niet verwacht.
Een plaatselijke inwoner, Pat Doherty, vertelde ons op het (gerenoveerde) erf van de boerderij van zijn familie over hoe plattelandsfamilies zich door de turbulente tijden van de Grote Hongersnood (1845-1850) worstelden, over hoe het leven op het eiland Ierland zich sindsdien heeft aangepast, hoe de gemeenschap boerde, viste, op konijnen jaagde en zelfs hoe ze 'poitín/poteen' maakten enz.
Voor hun voedselvoorziening waren de Ieren sinds 1800 grotendeels afhankelijk van de aardappeloogst. Sinds 1816 waren er zo'n tien mislukte oogsten geweest. In 1845 mislukte 90% van de oogst als gevolg van de aardappelziekte. In 1847 was de oogst mager vanwege aanhoudende droogte. En dit gecombineerd met uitbraken van de nieuwe ziekte buiktyfus en cholera zorgde ervoor dat er in enkele jaren hierdoor meer dan een miljoen Ieren stierven. Miljoenen anderen vluchtten toen naar Noord-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië. Door de hongersnood hadden de arme Ierse boeren niet alleen niets te eten, ook de pachtaan de Engelse adellijke grootgrondbezitters kon niet betaald worden. Doordat oogsten ook in andere delen van Europa mislukten, stegen de voedselprijzen. Tijdens de hongersnood bleven de Engelse landeigenaren Ierse boter en vlees naar Engeland exporteren. Ook dit vergrootte de problemen in Ierland. De landeigenaren joegen de niet-betalende boeren van hun land, of verschaften geld voor de overtocht naar de Verenigde Staten. De overtocht, vaak met ongeschikte, slechte schepen, de zogenoemde coffin ships, was niet zonder risico. Zo'n 10 tot 20% van de emigranten overleefden de reis niet.
De term 'hongersnood' wordt soms gezien als een misleidende term. Indien er een andere verdeling van het aanwezige voedsel zou zijn geweest, had er helemaal geen honger hoeven te heersen. Ierland was een wingewest van Engeland, waar ook nog eens het Angelsaksisch model van het kapitalisme hoogtij vierde.
Op veel plaatsen is nog te zien waar men vroeger aardappels verbouwde, bijvoorbeeld aan de voet van bergen. Op de verlaten stukken land zijn bij een lage stand van de zon duidelijk de 'aardappelbedden', potato ridges of lazy beds genaamd, te zien waarop men de aardappels verbouwde. Vóór de aardappelhongersnood werden al deze stukken land bebouwd. Daarna werden die gronden voornamelijk gebruikt om schapen op te laten grazen. Deze overgebleven lijnen in het landschap maken duidelijk wat de omvang was van de landbouwtragedie.
Naast het verhaal van de hongersnood werden rituelen rondom de dood verteld, zoals bijvoorbeeld het enkele dagen opbaren van de "overledene" met een schaaltje snuiftabak op de borst in de woonkamer... dit werd gedaan omdat velen bewusteloos/bijna dood vielen door het vaak te hoge alcoholpercentage in de zelf gestookte poteen. Aan het schaaltje zagen diegenen die waakte bij de 'overledene' konden dan aan het schaaltje zien of die persoon niet terug dieper begon te ademenen óf door de sterke geur en de tabaksverslaving van velen werden ze weer 'levend'.
Er werd ook, met poppen en decor, verteld dat landeigenaren, als hun huurder de huur niet meer betaalden, de woning dichttimmerden nadat de ramen verwijderd werden. De boeren bleven dan echter toch nog in hun huis wonen, want ze konden nergens heen, maar vooral het huis zélf was van hen en niet van de landeigenaar!
Verder werd de geschiedenis van Noord-Ierland met de troubles, Oranjemarsen, maar ook met geheime, veilige kamers voor vergaderingen te houden om opstanden voor te bereiden, of voortvluchtigen te verstoppen getoond. Maar het ging ook over halloween bijvoorbeeld... met een heus spookhuis... maar daar hebben we voor gepast... Eigenlijk was Doagh Famine Village een ware kakofonie aan informatie... en dat voorgesteld op een dergelijk ouderwetse en gedateerde manier dat het lachwekkend was... maar we hebben wel veel bijgeleerd over het vroegere leven in Ierland... en de grote hongersnood, want daar wordt, zeker in Donegal, nog veel naar verwezen.
Bij het inkomticket hoorde ook een koffie met een ouderwetse (en erg lekkere)
scone met room en gelei... en als we dat niet gekregen zouden hebben, hadden we dat vast ook wel ergens gaan snoepen...
maar eigenlijk is het wel vreemd dat je dat krijgt bij een museumticket over de hongersnood... niet?
Een beetje verder dan Doagh Famine Village stond
Carrickabraghy castle... een heropgebouwde ruïne... Alvorens weer naar The Snug te rijden, reden we nog langs de
Glenevin Waterval.
Het was best nog een eindje wandelen in het langwerpige park vooraleer we bij de Glenevin waterval aankwamen. De waterval is wigvormig en laat vers bergwater vanaf een hoogte van 10 meter over zwarte rotsen stromen... best een mooike...
Na een uurtje rijden waren we weer aan The Snug... waar we nogmaals alles klaarmaakten om 's anderendaags weer verder te trekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten