Creevykeel is een enorme wigvorm aan gestapelde witte stenen. Het steengraf meet 55 bij 25 meter. Een smalle doorgang, die oorspronkelijk mogelijk met dekstenen was overdekt, leidt naar de enorme omsloten binnenplaats. Deze binnenplaats, waar gemakkelijk honderd mensen konden zitten, meet 15 bij 9 meter en lijkt tijdens het neolithicum minstens drie keer te zijn uitgebreid. Globaal genomen wekt de binnenplaats de indruk een functie te hebben als heilige veestal. Vanuit die binnenplaats kan je twee heilige? of offer?-kamers betreden. In de smalle zijde van het steengraf waren ook verschillende kamers. Welke functie deze hadden, is ook niet bekend.
Creevykeel is de grootste in een keten van vijf megalithische monumenten die bij elkaar zijn gegroepeerd in het Cliffoney-gebied op wat zeker een neolithische route was. Twee andere zijn ook te bezichtigen, maar bezochten wij niet.
Op weg op het wandelpad naar Creevykeel hingen repen doek, knuffels en andere prul aan de takken van bomen en struiken. Het is de wetenschappers niet geheel duidelijk waarom men dit doet. Wel is het duidelijk dat het een oud gebruik is. Wij zagen het een paar keer... bizar... zal zo iets zijn van die wazige mensen die zich heks of druïde noemen?
Vanuit Creevykeel reden we het schiereilandje Mullaghmore op. Door de gigantische wolkenpartijen, de verschillende ruige landschappen en de grote vlakke oppervlaktes was het er erg mooi. Het geeft Classiebawn Castle een erg mooie omgeving. Het kasteel is privé-eigendom en is omgeven met een groot landgoed. We konden dus niet dichterbij komen. Op het uiterste punt van het schiereiland, Mullaghmore Head, heb je verschillende baaien. De kliffen zijn er erg divers van gesteente en uiterlijk, maar allemaal erg ruig. De Atlantische Oceaan heeft er pareltjes gemaakt met zijn gigantische golven.
Vervolgens reden we richting de Dartry Mountains, die we al een tijdje hadden zien opdoemen. De eerste berg waarbij we stopten was de Benbulben. Deze tafelberg is 527 meter hoog en staat, doordat er ooit een gletsjer lag, een eindje van de andere bergen af. Wij parkeerden in het bos aan de voet van de tafelberg. We waren immers niet van plan om de berg zelf op te wandelen, maar wel in zijn directe omgeving te wandelen. We wandelden de 'Cashel loop'. Deze is 4 km en gaat door en langs het Benbulbin bos... en had op die korte afstand best wat hoogtemeters. We kregen op dat uurtje ook twee fikse buien op ons.
Zo'n 10 km verder, aan Lough Glencar, stopten we opnieuw. Opnieuw nam Ine haar wandelstokken mee, want ook hier gingen we wandelen. Van beneden aan het meer zagen we de waterval "Devil’s Chimney" al liggen. De waterval valt zo'n 150 meter van een groene berg naar beneden. Het zou de hoogste waterval van Ierland zijn. Als de wandeling aan een meer start en de waterval valt over een bergrand weet je dat je op het eerste gedeelte van de tocht moet stijgen... en dat ging met momenten echt flink steil omhoog! Het bos waarin we wandelden was wel erg mooi: het waren allemaal oude inheemse bomen. Daar waar je, tussen de bomen door en al wat hogerop de berg, uitzichten op de bergen en op het meer had, kreeg je echt prachtige uitzichten te zien!
We wandelden niet helemaal tot aan de 'bodem' van de waterval. Uit ervaring weten we immers dat, als een waterval zo steil naar beneden valt, in een bos, er aan de bodem ervan niet veel te zien is. Bovendien hadden we best nog wel een en ander te doen die dag... en Ine vond het al lang goed want ze is een slechte 'klimmer' ;-)
Nog geen twee kilometer verder langs Lough Glencar parkeerden we opnieuw. Daar lag immers "Glencar Waterfall". Het wandelpad daarheen was rolstoeltoegankelijk en helemaal niet ver van de parkeerplaats... die "wandeling" er naar toe stelde voor ons dus niets voor. De waterval zelf was erg mooi. Tussen het bladerdak valt het eerste gedeelte van de waterval langs een smal uitgesleten gedeelte in de rotswand 15 meter naar beneden. Omdat de rotswand vol mos begroeid is, stuift het water er op. Dit geeft de waterval een mooie nevel. Als de waterval in een brede poel opgevangen wordt, stroomt ze vervolgens een tiental meter verder via natuurlijke trapjes verder naar beneden.
Nadien verlieten we het Dartry gebergte en reden we naar het stadje Sligo. Sligo is de hoofdstad van graafschap Sligo, maar ziet er eigenlijk uit alsof het niet veel meer dan een groot dorp is. We hebben niet zo heel veel gedaan in Sligo: we wandelden langs het gerechtsgebouw, door de hoofdstraat en bezochten Sligo Abbey. In de hoofdstraat aten we nog een late lunch... in een restaurantje met een erg Caraïbische menukaart.
De abdij van Sligo was Dominicaans. De kerk werd gebouwd in 1253, het klooster in de 15e eeuw. In eerste instantie werd de kerk gebouwd in de Romaanse bouwstijl. Latere bijbouwen, herstellingen en renovaties werden in andere stijlen aangebracht. Deze herstellingen waren nodig aangezien er in de loop der eeuwen veel schade aan de gebouwen werd toegebracht door verschillende intriges... de abdij heeft een aanzienlijke geschiedenis doorgemaakt en is momenteel een ruïne.
Ondanks de verwoestingen doorheen de geschiedenis en de tijd heeft de abdij een grote rijkdom aan beeldhouwwerk behouden, waaronder monumentale gotische en renaissancesculpturen, de goed bewaard gebleven kloostergang en het gebeeldhouwde vijftiende-eeuwse hoogaltaar. De rijkelijk versierde beeldhouwwerken, gedenkplaten en graftombes in de kerk, de kloostergang en andere gebouwen werden o.a. geschonken door rijke families.
In de kloostergang zijn vele van de sierlijk uitgewerkte zuilen bewaard gebleven. Er zijn ook nog enkele leuke verborgen details bewaard gebleven: bijvoorbeeld een hoofd tegen een zuil en de "Liefdesknoop". Er wordt gezegd dat die liefdesknoop de band vertegenwoordigt tussen aardse en spirituele liefde. Volgens de lokale gewoonte kan het ook wensen vervullen door je hand op de de 'knoop' te leggen en een wens te doen.
Overal staan ook mooi versierde grafzerken en een mooi versierde klokkentoren kijkt neer op de kloostergangen.
We reden Sligo vroeger uit dan gepland. Dit maakte dat we onderweg naar onze overnachtingsplek nog boodschappen konden doen én een extra stop in lasten. Onderweg verlieten we het graafschap Sligo en reden het graafschap Leitrim in.
Voor Ierland hadden we op voorhand al een kaart van Heritage Ireland aangekocht. Dit maakte dat we in verschillende historische musea, gebouwen en andere bezienswaardigheden gratis binnen konden gaan. Parke's Castle stond niet op onze planning, maar door de extra tijd en onze kaart konden we er (gratis) heen.
Parke's Castle, ook wel bekend als Newtowne Castle, is een semi-versterkt herenhuis uit de 17e eeuw. Het is gelegen aan de oevers van Lough Gill. Het kasteel is gebouwd op de plaats van een eerder, 16e-eeuws torenhuis van de O'Rourkefamilie. Op de binnenplaats van het kasteel zijn hier nog funderingen van te zien. Het kasteel en het torenhuis met verdedigingsmuur werden in de jaren 1630 gekocht door de Brit Robert Parke. Hij beheerde er door de Britse kroon geconfiskeerde gronden in de regio.
Nadat Robert Parke in 1671 stierf, ging het kasteel over op de familie Gore. Het kasteel werd vervolgens halverwege de 18e eeuw verlaten. Enkele decennia geleden werd het volledig gerestaureerd/herbouwd.
We kregen er ook een interessante video te zien over het harde leven in die regio.
Vervolgens reden we een stukje verder, naar Dromahair. Daar hadden we enkele dagen eerder online een appartement via Booking.com geregeld. Het duurde een hele tijd vooraleer we het vonden. Er was namelijk geen exact adres opgegeven en de naam van de eigenaars, want we sliepen opnieuw in een soort werkhuis in iemands tuin, stond niet op een wegwijzertje of in grote letters op de gevel of langs de woning... maar we vonden het dus toch. Het appartement was pas in gebruik genomen. Alles was splinternieuw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten