Na een rustige nacht in Hólmavík laadden we dinsdag 23/6/20, alweer twee weken geleden, zeg!, onze rugzakken terug in de auto en trokken we richting het noordoosten langs wegnummer 643. Deze gravelweg beloofde op zich al een avontuur te worden aangezien er op verschillende plaatsen geschreven staat dat hij in slechte staat is. We hadden dan ook geen idee hoe lang we zouden rijden over de amper 100 km naar onze volgende slaapplek, guesthouse Urðartindur.
Daarboven, meer noordwaarts, is geen weg meer en daar kom je in regio Hornstrandir terecht. Toen we in 2014 de rest van de Westfjorden verkenden, zijn we, met een boot, in Hornstrandir gaan wandelen. Het is onbewoond.
De Strandir is een erg dun bevolkt gebied dat erg ruig, koud en nat is. Vroeger leefden ze er van de visvangst, maar door overvissing trokken velen weg uit de streek. Ondertussen wonen er nu wel weer wat mensen in het gebied, maar velen daarvan richten zich op het toerisme. De toeristen die de Strandir bezoeken zijn vaak al ervaren IJslandreizigers en/of de IJslanders zelf. De échte grootse natuurfenomenen komen hier niet voor, maar het is er vooral rustig, ruig/woest en desolaat...
Uiteindelijk viel de staat van weg 643 nog wel mee. We hadden ook goed weer... al moesten we de fleece aanhouden buiten de auto... Had het geregend, gehageld of zelfs nog gesneeuwd, gewaaid, was het mistig geweest en dergelijke was die weg een heel andere belevenis geweest.
In het dorpje Djúpavík stopten we om de oude, verlaten haringfabriek (foto 2) te bekijken.
De huidige haringfabriek werd in 1934 gebouwd. Toen was er nog geen weg naar het dorp, dus kwam alles voor de bouw daarvoor per schip.
Door overbevissing liep de haringvangst in 1944 sterk achteruit, tot er tussen 1948 en 1950 zelfs helemaal niets meer werd gevangen. Door gebruik van andere soorten vis kon de fabriek nog tot 1954 blijven draaien, maar werd ze daarna gesloten. De oude vissersboot ligt, volledig verroest en kapot, ook nog in het water aan de fabriek.
Het dorpje was jarenlang verlaten en is sinds 1985 weer "bewoond". Tegenwoordig worden in de verlaten fabriek kunsttentoonstellingen, concerten en feesten georganiseerd. Sigur Rós, een van Ine haar favoriete (IJslandse) bands, heeft in de fabriek ook een concert gegeven. Je kan het concert (en de fabriek) hier bekijken.
Wat een beetje vreemd is aan dit dorpje en zeker niet vaak voorkomt in IJsland, is dat er geen kerkje is in het dorpje.
In Djúpavík wonen momenteel enkel nog de eigenaars van de oude fabriek en hun gezin. Ze runnen er ook een hotelletje met restaurant. Dit leek gesloten toen wij er waren.
Vlak bij de fabriek, midden in het dorp, ligt een mooie waterval, Djúpavikurfoss, die van hoog van een berg naar beneden stort
We reden, na op een mooi afgelegen plekje geluncht te hebben, verder en draaiden, alweer kilometers verder, de 649 op. Deze smalle, erg slechte zand-keienweg bracht ons naar een andere verlaten haringfabriek, die van de Ingólfsfjörður. Deze fabriek was in gebruik tussen 1942 en 1952.
We besloten niet meer verder te rijden op de slechte weg, ookal hadden we een 4x4. Verder op de weg ligt nog een mooie waterval, maar omdat er af en toe een bui viel, de weg na de fabriek een "F-weg" (en dus enkel nog maar slechter zou worden) werd en dus enkel maar slechter, en door de regen "vettiger", zou worden, vonden we dat niet de moeite om verder te rijden.
Krossneslaug is een zwembadje, op het keienstrand van Norðurfjörður, is een modern goed onderhouden zwembadje dat continu verwarmd wordt tot een aangename +/- 40°C door aanvoer van gefilterd water uit het geothermisch veldje iets hogerop.
Op dat moment gingen we het zwembadje nog niet in, maar keken we er wel rond en bezochten we het geothermisch veldje.
Nadien daalden we de berg af naar het haventje van Norðurfjörður en gingen we iets eten in "Kaffi Norðurfjörður", een koffiehuis/restaurantje. Ine snoepte een lekker stuk taart van pecannoot en Johan at een grote kom vissoep. Terwijl we er zaten, konden we zien hoe een vissersbootje zijn versgevangen vis sorteerde in koelbakken om nadien per vrachtwagen vervoerd te worden over de 643 waarover wij gereden hadden. Nadien deden we een kleine boodschap in het superkleine winkeltje... on-ge-loof-lijk dat er op zo'n afgelegen plek überhaupt een winkeltje ís... én ze er kokosmelk hadden die we o.a. kochten :oD
Vervolgens reden we er naar ons guesthouse, Urðartindur, waar we een een kamer met eigen badkamertje kregen toegewezen.
We installeerden ons, zochten onze "zwemspullen" samen en trokken terug naar Krossneslaug, waar we gingen "badderen" in het lekker warm water en genoten van het prachtige uitzicht op zee en de fjorden...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten